Tijdens de Corona-crisis ontdekte Nederland massaal het broodbakken. Bij de internetwinkels liepen de levertijden van kneedmachines, rijsmandjes en mengkommen op tot enkele weken en molens die hun meel online verkochten konden de vraag nauwelijks aan. Bijna elk weekend was er in de bijlage van de krant wel een verhaal te lezen over iemand die had ontdekt hoe leuk het is om brood voor jezelf en anderen te bakken en wat voor wonder het is dat je met meel, water, gist en zout zoiets puurs kan maken.
Ik herkende veel in de verhalen van de nieuwbakken bakkers, want sinds een kleine tien jaar bak ik ook zelf brood. Zuurdesembrood welteverstaan, al noem ik dat in het openbaar niet zo vanwege de associatie met zuur Duits brood. Een buurman vertelde mij onlangs dat hij geen zuurdesembrood lust, maar wel graag 'desembrood' eet. Ik heb hem maar niet verteld dat hij slachtoffer is van slimme bakkersmarketing. Brood dat gemaakt is op basis van zuurdesem heeft geen gist nodig om te rijzen en krijgt een heerlijke stevige korst en van binnen een zachte sponsachtige structuur, en smaakt absoluut niet zuur. Tenminste, als je het bakproces eenmaal onder de knie hebt. En dat is nogal een uitdaging. Het eerste half jaar kwamen mijn broden als uitgezakte, zure, ongare hoopjes uit de oven; oneetbaar. Maar inmiddels kan ik tijdens het kneden aan de structuur van het deeg al voelen of het brood een succes wordt.
Ik zou kunnen beweren dat de liefde voor brood bij mij genetisch is bepaald. Immers, de familienaam waaronder ik geboren ben is 'Bakker' en mijn moeder heeft mijn vader ontmoet in het bakkerswinkeltje waar ze als twintiger werkte. Hoewel ik zonder brood dus waarschijnlijk niet had bestaan, geloof ik niet dat ik een geboren bakker ben. Nee, de kiem voor mijn bakinteresse moet in Ballum gelegd zijn. Toen ik daar in de jaren tachtig opgroeide was de bakkerij van Leendert 'de Bakker' Brouwer niet meer actief. Wel bakte Leendert rond Kerst voor familie en vrienden nog kerstbrood. Omdat Leendert wist dat ik van geschiedenis hield, mocht ik als jonge jongen een paar keer in de oude bakkerij rondkijken. Hij liet me niet alleen de ovens, kneedmachines en bakvormen zien, maar ook de oude kerfstokken waarmee hij beta-lingen bijhield. Een foto van deze oeroude manier van administreren bevindt zich nu nog in de collectie van het Nationaal Archief. Ook toen ik al jarenlang vertrokken was van Ameland, droomde ik nog wel eens van het starten van een bakkerij in Ballum; bakken met het meel van de molens in Hollum en Nes, dat moet toch geweldig brood opleveren? Het zal er nooit van komen, in de prachtig verbouwde bakkerij zit nu het winkeltje Bij Risje, waar je nog steeds de originele ovens kunt bekijken. En ik heb inmiddels van mijn andere passie, de geschiedenis, mijn beroep gemaakt.
Beroepsbakker ben ik dus niet geworden, wel hobbybakker. En tijdens de Corona-crisis is die hobby bijna een nieuw beroep geworden. Vorig jaar november hebben we bij ons nieuwe huis in Salland een houtoven geplaatst. Sindsdien trek ik elke zaterdagochtend om half acht mijn geruite bakkersbroek aan en begin met kneden. Vervolgens stook ik met hout uit het bos de oven in anderhalf uur op tot 280 graden om daarna vijftien broden te bakken. Rond twaalf uur plaats ik een bericht in de groepsapp waarvan inmiddels twintig buren lid zijn, en vervolgens komen zij brood halen. Als 'tegenprestatie' leveren de buren bij ons zelfgemaakte jammen, gebak of ander lekkers aan of plantjes voor in de moestuin. De ontmoeting tussen buren die elkaar voorheen nauwelijks kenden is elke zaterdagmiddag weer een feest. Een paar weken geleden bakte ik brood met meel van de Hollumer molen. De buren praten er nu nog over!
Vincent Robijn