Het is vreemd, maar kerst maakt altijd een speciaal gevoel bij mij los. Niet dat ik dan plotseling naar de kerk wil, of mij overgeef aan bijbelstudie. Nee, het kerstgevoel is bij mij vooral nostalgisch getint.
Tijdens de donkere dagen voor kerst (waarom ze zo genoemd worden weet ik niet, rond kerst is het door de verlichte kerstbomen 's avonds juist veel lichter op straat)¬ kan ik niet binnen zitten, ik moet de straat op. Ik heb geen Dickens nodig om een kerstgevoel te creëren, ik heb Bal¬lum.
Nesserweg
Ik weet niet of elke Ballumer dit gevoel heeft, misschien durft niemand erover te praten, misschien bestaat er een code van stilzwijgen om buitenstaanders buiten te houden, maar rond kerst leer ik Ballum pas echt waarderen. Vanaf het moment dat ik mijn deur uitstap, de kraag van mijn jas omhoog zet, de handen diep in de zakken steek, ben ik in een andere wereld. Een koude, gure wereld, hel verlicht door kerstboomlampjes. Ik loop door de Douwe Klipweg, zwaai even naar Jan en Marjan (een vaste gewoon¬te) en sla linksaf, de Nesserweg in. Ik loop langs het dokters¬huis, langs Anton en Piety en blijf stilstaan voor het Posthuus. Het Posthuus is een vervallen boerderij, die er in het donker angstaanjagend uit ziet. Of het Posthuus werkelijk Posthuus heet weet ik niet, van jongs af aan noemden wij de boer¬derij het Posthuus. Het was de plaats om je moed te bewijzen. Alleen de dapperste jon¬gens durfden het huis binnen te gaan (door de verrotte houten deur). Je liep immers het risico onder het huis bedolven te worden, of spoken tegen het lijf te lopen (de bed¬stee-deuren werden dan ook nooit geo¬pend). Wie het Post¬huus niet binnen durfde, kon zich vermaken met de perenboom in de tuin. Lekker waren de peren niet, je kon er eigenlijk alleen maar mee gooien (niet voor niets bezat het Posthuus nog maar weinig hele ramen).
Camminghastraat
Even twijfel ik, zal ik naar binnen gaan. Maar ik loop door, ik ben nooit de dapperste geweest. Bovendien giert de wind om het huis, om mijn lafheid te legitimeren maak ik mijzelf maar wijs dat het instortingsgevaar te groot is. Maar het Posthuus zal niet zo snel instorten, het staat er immers al bijna 15 jaar zo bij. Het is koud, het oranje bordje met de tekst KAMINHOLZ/O¬PEN¬HAARD¬HOUT bij Klaas en Trijn¬tje in de tuin komt nu pas echt goed tot zijn recht. Ik loop door, ik ga bij Barend Manje linksaf, de Camminghastraat in. Wie de Camminghastraat niet kent, die kent Ameland niet. De oude iepen aan weerszijden van de straat kreu¬nen zachtjes onder de kracht van de wind en de kou. De huizen van Leendert de Bakker, de familie Brouwer en Van Tuinen zijn prachtig gerenoveerd. Het lijkt wel alsof heel Ballum opeens beseft hoe mooi het dorp eigenlijk is. Wie door de Cammingha¬straat loopt, verliest elk gevoel voor tijd. Heden wordt verle¬den, verleden wordt heden. Ik loop richting de kerk. Opeens nadert een donkere gestalte mij. Het is Pieter Arjen (P.A. voor ingewijden), die de hond uitlaat. Ik groet hem: "Dag Pieter", hij zegt: "Heu" en lacht. Meestal is Pieter zo enthousiast dat hij bij het groeten bijna van zijn fiets valt. Slingerend en met grote, wilde gebaren komt hij dan op je af fietsen, om net op tijd uit te wijken. Ditmaal is hij lopend.
Kerk Ik loop lang de kerk. Het gezang van de zondagsschool- kinderen is buiten te horen:
Jezus zegt dat hij hier van ons verwacht, dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht...
Ik kan mij de kerkdiensten tijdens kerst nog goed herinneren. Tijdens dit liedje moest je met een kaarsje dat in een met zilverpapier omhulde aardappel gestoken was, de kerk binnenko¬men. Je moest het kaarsje goed in de gaten houden, bij de minste of geringste trilling van je hand droop het kaarsvet over je vingers. De oudste kinderen (Anneke van der Meij noemde ze altijd "de grootes") moes¬ten altijd een stukje opvoeren. Ik weet nog dat er bijna gevochten werd om wie Jozef (gewikkeld in een tafelkleed van de consistorie) mocht spe¬len. Hoogtepunt van de avond was het schenken van warme chocola¬de-melk en het kerst¬ver¬haal van Jellie (die kon vertellen alsof ze zelf een eskimo-jongetje in nood was). Na afloop werden de 'tasjes' uitgedeeld. De tasjes waren gevuld met een sinaasappel, een kerst-kleurplaat en een boekje. Vooral naar de boekjes werd reikhalzend uitgeke¬ken. Van te voren werd druk gespeculeerd over de kansen op het krijgen van een Kameleon-boekje. Mijn boeken¬plank toont naast literatuur als De Ridders van de Gele Rivier één Kameleon: Kameleon houdt Koers!
Kruising
Ik loop verder de Camminghastraat in. Ik sta op de kruising met de Gerrit Kosterweg. Het lijkt wel of de bewoners van die straat hebben afgesproken de meest gezellige kerststraat van Ballum te maken, bijna overal staat wel een verlichte kerstboom in de tuin. Pronkstuk van Ballum is de dorpskerstboom in het plantsoen voor hotel Nobel. Aan mijn rechterhand staat het huisje van August en Meta. Daar woonde vroeger de oude Pieter Ruijgh. Pieter's dagindeling hield nauw verband met het schema van de lagere school naast hem. Hadden de kinderen pauze, dan zat Pieter (bij goed weer) op zijn hekje. Zo leerde ik Pieter kennen, altijd was hij wel in voor een praatje. Hij kon prachtig vertellen over vroeger. Tijdens de kerstdagen werd Pieter altijd voorzien van een enorme hoeveelheid kerstpakketten. In zijn eentje kon hij die hoeveelheid voedsel nooit op. Elk jaar rond kerst ging bij ons thuis dan ook de telefoon, of Vincent even langs wilde komen, Pieter had nog wat van de kerstpakketten over. Bepakt met koffie, chocolade en sinaasappelen (daar moest Pieter niets van hebben) keerde ik huiswaarts. Elke keer als ik vertrok, sloeg Pieter mij op de schouder en zei: "Neem maar mooi mee sun, ik kan het alleen toch nooit op." Een keer verraste Pieter Ruijgh mij compleet. Hij zei dat hij een nieuwe televisie had gekocht en vroeg of ik die even wilde zien. In zijn oude, half vervallen boerderij stond een splinternieuwe Sony. "Moet je eens kijken", zei Pieter terwijl hij op de afstandsbediening drukte, "is het niet fantastisch?" Twee enorme speakers kwamen uit het apparaat tevoorschijn, zo'n t.v. had ik nog nooit ge¬zien.
Richting Hollum
Ik loop het dorp uit, sla de Looweg in. Het is koud maar de avond is fantastisch. Ik ruik het weiland, de kou, het dorp. Ik loop richting Hollum, sla het Galgeslootpad in (door mijn moeder steevast Knienepad genoemd). Hier is Ameland op zijn mooist, het paadje door de natuur is het mooiste fietspad dat ik ken op het eiland. Op het bankje bij het bruggetje kun je op zomeravon¬den heerlijk zitten, de konijnen wennen snel aan je. Ik loop door tot het einde van het pad, zodat ik op de Pietje Miedeweg kom. Ik steek de weg over en stap het natuurge¬bied in. Ik weet dat ik hier eigenlijk niet mag komen, maar wat geeft het. Het is nacht en bovendien kerstavond. Ik ga op mijn rug liggen in het klamme gras. Boven Ballum is niet één maar zijn wel duizend heldere sterren te zien. Ze zetten het dorp in een magisch, hemels licht. Heel zachtjes hoor ik op de wind de zondagsschool-kinde¬ren zingen:
..en Hij wenst dat ieder tot Zijn ere schijnt. Gij in uw klein hoekje en ik in't mijn.