Wie regelmatig het nieuws volgt via de radio of televisie, of de krant leest, komt steeds nieuwe woorden tegen. Vooral onze regeerders verzinnen steeds meer woorden, om hun argumenten c.q. voorstellen zo mooi mogelijk aan “het volk” te presenteren. Het woord "onthaasting" is er ook zo een. Door politica Margreet de Boer voor het eerst uitgesproken.
Het schoot me te binnen, toen ik een paar weken geleden in Utrecht C.S. op de trein stond te wachten die mij terug zou brengen naar Leeuwarden. De trein was, zoals gebruikelijk, weer eens te laat. De mensen op het perron werden steeds ongeduldiger naarmate de trein langer op zich liet wachten. Zelf werd ik ook wat nerveus. Als de trein te laat zou komen, miste ik de laatste boot en dat zou een regelrechte ramp zijn, vond ik. Gelukkig arriveerde de Intercity zodanig, optijd dat de laatste boot gehaald kon worden.
Gezeten op de luxueuze stoel in de coupé, dacht ik terug aan de treinreis, die ik als klein jongetje van zeven jaar had gemaakt. Het was in het vijfde oorlogsjaar, we woonden in Rotterdam. We waren met z'n zessen thuis, vader, moeder, twee zussen, mijn broer en ik.
De hongerwinter had al overal zijn tol geëist. Magere Hein haalde zijn rijke buit binnen. Wij waren zwaar ondervoed, vel over been. Kerstmis en de jaarwisseling hadden we in bed doorgebracht, er waren geen kolen meer voor de kachel, het gas was afgesloten (de gasfabriek was gebombardeerd) en te eten was er ook haast niet meer. In plaats van oliebollen, aten we tulpenbollen met als toetje wat suikerbietenpulp, warm gemaakt op een noodkacheltje.
Het was duidelijk, er moest iets gebeuren, anders zouden wij dit niet overleven. Hoe mijn vader het voor elkaar kreeg, is mij nog steeds een raadsel, maar we konden naar Groningen. Voor ons toentertijd het land van melk en honing, althans daar was eten, voor ons een magische woord. Op 5 januari 1945 vertrokken wij ‘s avond tegen zessen uit ons steenkoude huis, het was buiten stikdonker. De hele gehavende stad (bombardement van 1940) was in totale duisternis gehuld. Op last van de bezetter moest alles verduisterd zijn, nergens een lichtpuntje, je liep langs de muur om niet te verdwalen.
De reis naar Groningen begon diezelfde avond. Wij reisden met goederenwagons, waarin op de bodem een laag stinkend stro lag. We kwamen die nacht tot Utrecht. Over die kleine afstand deden we de hele nacht, overal stopte de trein om militair vervoer voor te laten gaan. Overdag werd niet gereden, er werd dan op alles geschoten wat zich op de spoorbaan bevond. Ook wij zijn herhaaldelijk door de Engelse jachtvliegtuigen beschoten. Dan moest je zo snel mogelijk uit de goederenwagons springen en in de greppels naast de spoorlijn gaan liggen tot dat het voorbij was.
Kortom, een reis om nooit te vergeten, maar dan in de negatieve zin van het woord. Zes dagen en nachten in een goederenwagon, volgepakt met mensen. Zo goed als geen eten en drinken, sanitaire voorzieningen waren er niet. Je behoefte moest je doen boven een gat, dat in de vloer van de trein was gemaakt. Het gelukte ons toch uiteindelijk Groningen te bereiken. Daar hebben mijn zussen en broer, in een klein dorpje de rest van de oorlog doorgebracht.
Ik zelf ben als jongste van het gezin weer met mijn ouders teruggegaan naar het hongerende Rotterdam, waar we na vier verschrikkelijke maanden bevrijd werden door de Canadezen. De stem van de conducteur via de intercom haalde mij uit het verleden: "Over enige minuten naderen wij Leeuwarden". We hadden er amper twee uur over gedaan. Wat een groot verschil met de reis die nog in mijn gedachten ronddoolde. Ik schaamde mij erover dat ik mij had opgewonden, dat de trein een tiental minuten te laat was geweest. Maar een mens vergeet heel snel.
De week daarop stond ik weer op de trein te wachten en jawel hoor, hij was te laat en weer ging ik bijna over de rooie. Ik was nog steeds niet "onthaast"