BALLUM AMELAND

 

  • 06-22485795
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Welkom op deamelander.nl

Amelanders bewapend tegen zeerovers

Jaargang: 2019
Uitgave: Februari - Maart
Naam auteur: Marieke Robijn- Voorn

Archieven stoffig en saai? Zeker niet! In archieven worden unieke historische documenten bewaard die spannende, verdrietige of vrolijke verhalen vertellen. Historicus en archivaris Vincent Robijn speurt samen met zijn echtgenote Marieke, ook historicus, naar Amelander archiefschatten aan de wal. In het Nationaal Archief in Den Haag vinden we een lijst van meer dan vier eeuwen oud, met namen van bijna vierhonderd Amelanders uit alle dorpen van het eiland. Hollumers en Ballumers staan vermeld, net als inwoners van Buren - toen geschreven als 'In de Buijren'. Ook treffen we bewoners 'In Duijnnen', een oude aanduiding voor Nes, 'Op den Noort' boven Nes en ten slotte 'Op Swarden Wolden' - het dorp Swartwoude aan de Waddenkust, later onder het zand verdwenen. Met achter de naam van iedere Amelander op de lijst één of meer wapens: hellebaarden, degens, vuurwapens... Wat vertelt deze lijst? We duiken de geschiedenis in, op zoek naar antwoorden.

‘Goede getrouwe heren’

In het vroege voorjaar van 1558 kwamen de hoogste bestuurders van Ameland in Hollum bijeen. De Noordzee was vergeven van zeerovers: gewelddadige bendes zeilden dagelijks langs de kust. De nood was hoog, er moest wat gebeuren. De heer van Ameland, Pieter van Cammingha, en zijn secretaris, Johan van Gyelder, meldden zich bij het huis van Suijck Sappesz in Hollum. Daar verzamelden zich ook de volmachten: de bestuurders van de grotere dorpen - Cammingha noemde ze 'zijn edelen'.

Cammingha liet optekenen dat hij de dreiging van de zeerovers hoog opnam. Hij voorzag ernstig gevaar als deze rovers aan land zouden komen. In de nachtelijke uren zou een bende het kunnen wagen de dorpen binnen te vallen en de Amelanders 'vanden zijne bedt te hallen'. Voor de veiligheid op het eiland zou iedereen een of meer wapens in huis moeten hebben. Cammingha wilde hierin voorzien. Dit zag hij als zijn plicht als heer: 'so goede getrouwe heren vor hoiren ondersaeten behoiren te doen'. Wel was er een voorwaarde: op verlies van het wapen stond een boete van één gouden gulden. En als het nog een keer gebeurde, was de boete dubbel zo hoog.

Opgetekend

Cammingha gaf de volmachten van Ameland de opdracht eerst alle eilanders te informeren over dit voornemen en de eventuele boete. Vijf dagen later kwamen de heer en de volmachten opnieuw in Hollum bij elkaar en konden de lijsten opgetekend worden: wie kreeg welk wapen om 'te holden, hebben ende onderholden'. De pastoor van Hollum, Arnt Jansz, was aanwezig als getuige. Weer twee dagen later vond eenzelfde sessie plaats, voor Ballum en de overige dorpen. Een schat aan informatie, meer dan vier eeuwen bewaard...

Niet alleen de namen van bijna vierhonderd Amelanders staan op de lijst, van een aantal is ook hun ambacht vermeld. Zo vinden we zes kleermakers op het eiland: twee in Hollum, twee in Ballum en twee in Nes. Een schoenmaker in Hollum, twee in Ballum en een in Nes. Een smid in Ballum en een smid in Hollum. Zeven kuipers - mannen die grote vaten, kuipen en tonnen konden maken - twee in ieder dorp en ook één in Buren. In Hollum een kistenmaker, in Ballum een molenaar en een wever in Nes. Op de lijsten komen we naast alle mannen drie weduwen tegen. Ook zij moesten zich kunnen verdedigen, als hun echtgenoot er niet meer was. Soms staat een zwager of een knecht vermeld: het gezinshoofd was dan waarschijnlijk te oud of te ziek, van huis of overleden.

Landweer

Het was in deze tijd gebruikelijk dat bewoners van een dorp of stad zichzelf moesten verdedigen. 'Landweer' heette dat: iedere vrije man moest mee kunnen vechten tegen bedreigingen van buitenaf. Tijdens oorlogen en plundertochten waren bewoners voor hun bescherming op zichzelf aangewezen. Ook konden volwassen mannen door hun heer opgeroepen worden gezamenlijk de strijd aan te gaan tegen een vijand. In veel streken gold dan ook de plicht om naar draagkracht een wapenuitrusting aan te schaffen. Zo is een oproep bewaard gebleven van meer dan vijf eeuwen oud aan alle burgers van Holland, om voor een eigen handwapen en pantser te zorgen, zodat iedereen weerbaar was. Voor sterke mannen die te arm waren om zich wapens te kunnen veroorloven, werd in veel steden en dorpen een gemeenschappelijk arsenaal aangeschaft - met de nodige boetes wanneer deze wapens na gebruik 'verdwenen' waren.

Een aantal jaar voor de bewapening van de Amelanders, was aan de wal een grote actie op touw gezet om de militaire weerbaarheid van de bevolking op peil te brengen. Terwijl Ameland onder eigen gezag van de Cammingha's stond, vielen de Nederlanden onder het rijk van Keizer Karel V - samen met de Spaanse, Oostenrijkse en Duitse landen. Het bestuur van de Nederlanden had Karel V toevertrouwd aan een van zijn zussen. Zij heerste als landvoogdes vanuit Brussel, de toenmalige hoofdstad van de Zeventien Nederlandse Provinciën. Het was onrustig rond 1550. Een oorlog met Frankrijk dreigde, evenals aanvallen van Engelsen en Schotten over zee. Ook vreesde de katholieke landvoogdes binnenlandse onlusten, gezien de opkomst van het protestantisme in de Nederlanden. Sterke volksmilities zouden de machthebbers moeten bijstaan in geval van opstanden en aanvallen over land en zee. In Friesland, Holland, Gelre en de zuidelijke Nederlanden, gaf de landvoogdes opdracht voor een grootschalige inspectie van de wapenuitrusting per huisgezin. Deze zogenaamde 'monsterlijsten' werden vanuit de provincies naar het Hof in Brussel gezonden en zorgvuldig geadministreerd.

Bepantsering

Een belangrijk verschil met de latere actie van Pieter van Cammingha, was dat men aan de wal - bijvoorbeeld in Friesland - in principe zelf de plicht had een wapenuitrusting aan te schaffen. Per huisgezin moest één man van volwassen leeftijd bewapend zijn. En van alle bewapende mannen in een stad of dorp, moest iedere derde man bepantserd zijn. Deze 'derde mannen' waren verplicht behalve een wapen ook een beschermend ijzerstuk aan te schaffen, zoals een helm of een borstkuras. Aangezien bepantsering prijzig was, werd alleen van welgestelde boeren, burgers en edelen verwacht dat zij een compleet harnas in bezit hadden. De overige 'derde mannen' werden aangewezen of geloot: voor hen was een enkel ijzerstuk voldoende. Van de Friese monsteringen is bekend dat deze regel weerstand opleverde. Mannen die als 'derde man' verplicht werden pantserstukken aan te schaffen, gaven aan 'daer toe niet verstaen en willen'. De even kostbare als onhandige bepantsering lieten deze Friezen liever achterwege. Op de Amelander lijst komt opvallend genoeg geen enkele vermelding van bepantsering voor. Geen helmen, geen borstkuras, geen armstukken of ringkraag. Cammingha reikte alleen wapens uit, waarmee men zich moest zien te redden.

Vuurwapens

Allerlei soorten wapens komen voorbij op de Amelander lijst: slag-, stoot-, steek- en vuurwapens. Net als aan de wal, was de hellebaard op Ameland nog altijd het standaardwapen, samen met de degen en diverse soorten spiesen. Het aandeel vuurwapens lag wel beduidend hoger dan op de monsterlijsten van de wal. Vuurwapens maakten op het eiland een derde deel van alle wapens uit. In steden als Sneek en Harlingen was dat een vijfde, op het Friese platteland slechts een achtste. Kwam dat doordat de heer van Ameland voor zijn inwoners betaalde? De 'haack' was zo'n modern vuurwapen, vernoemd naar de haak waarmee het aan een muur bevestigd moest worden om de terugslag na een schot op te vangen. Van dit type vuurwapen bestonden in die tijd een halve haak, een hele haak en zelfs een dubbele haak, al naar gelang het kaliber.

Op Ameland heeft Pieter van Cammingha de halve haak uitgedeeld en de zogenaamde 'roer', een handvuurwapen dat vanaf de schouder kon worden bediend. Een aantal wapens komt slechts een enkele keer voor op de lijst, zoals pijl en boog, de 'rappijr' - een lange degen, de 'halve capper' - vermoedelijk een houwmes, en ten slotte één morgenster 'offte knootz mit vijf ijseren pennen'. Het gebruik van de morgenster gaat terug tot de Middeleeuwen: geestelijken mochten geen wapens hanteren volgens de Bijbel, dus maakten ze zelf iets dat leek op de ster van Bethlehem... De pastoor van Hollum kreeg gewoon wapens van Cammingha: een halve haak en een vuisthamer 'mit dat geene hij nu heefft'. Kennelijk had deze geestelijke al meer wapens in bezit.

Voor een heer was het altijd een risico, om bewoners te bewapenen. De gewapende mannen konden zich ook tegen hem keren. Van de wal zijn daar wel verhalen van bewaard gebleven. Wanneer een heer zo'n burgeropstand had neergeslagen, was de eerste maatregel vaak alle wapens weer te verbieden. Was een wapenuitrusting eerst een burgerplicht - na een oproer was het alleen nog toegestaan om bijvoorbeeld 'een broodmes zonder punt' te dragen. Tot het een tijd rustig was geweest onder de bevolking en de heer opnieuw gewapende mannen nodig had om aanvallen van buitenaf te weerstaan.

Rovers op zee

Wie waren de zeerovers, waartegen de Amelanders zich moesten bewapenen? Zijn ze daadwerkelijk binnengevallen of was het gerucht van de massale bewapening - dat vast ook op zee rondging - voldoende om de bendes op afstand te houden? Veel is helaas niet bekend. In een oud geschiedenisboek vinden we een vermelding dat rond het midden van de 16e eeuw op de Noordzee 'vele diverse zeeroovers regneerden'. Inderdaad zijn sporen hiervan terug te vinden in de archieven. Rond 1550 stroomden in Noord-Nederland de klachten binnen: over rover-kapitein Thomas Luchtemaker uit Hamburg, de Schotse zeeschuimer Robert Fogo, zeerover Eylert Quadercks 'en zijn trawanten'. Burgers, koopvaarders en vissers riepen hun bestuurders op tegen deze misdadigers op te treden.

Voor het handhaven van de orde op zee was een sterk gezag onontbeerlijk. Keizer Karel V, de grootste machthebber in Europa, streefde naar een centraal geleide oorlogsvloot die kon optreden tegen zeerovers en andere onverlaten. Voor de welvaart van zijn wereldrijk waren veilige zeeroutes van groot belang. Dat roverij de dagelijkse realiteit op zee was, blijkt wel uit een scheepscontract over het vervoer van Karel V van de Nederlanden naar Spanje, in de jaren 1550. Als tijdens de reis een koopvaarder voorbij zou komen, kon de kapitein van het keizerlijk schip deze 'vrij ende vranck varen laten'. Was het een zeerover, dan moest de kapitein 'zyn beste doen' het roversschip in te nemen. Als teken aan de andere schepen in de keizerlijke vloot, zou de kapitein 'zes lanteernen hanghen aen de hooftauwe ende alle de schepen zullen by hem commen om hem te helpen'.

Volgens de overlevering heeft het voortdurende rondreizen door zijn gigantische rijk Keizer Karel V uiteindelijk uitgeput. Na een gevoelige politieke tegenslag deed Karel V in 1555 troonsafstand. Zijn rijk werd verdeeld werd tussen zijn enige zoon Filips en zijn broer Ferdinand. Het streven naar één centrale oorlogsvloot ging teloor. In de Nederlanden brak in 1568 de Opstand uit tegen de heerschappij van Karel's zoon Filips: het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Hoewel Ameland in die tijd niet bij de Nederlanden hoorde, raasde de Opstand ook hier voorbij. In september 1569, ruim tien jaar na de bewapening van de Amelanders, vielen protestantse opstandelingen - de Watergeuzen - het eiland binnen. Of de eilanders zich met hun wapens hebben kunnen verdedigen, weten we niet. De overmacht was in ieder geval te groot, ook voor Pieter van Cammingha. Het slot van de Cammingha's in Ballum werd door de Watergeuzen overvallen en geplunderd.

Wilt u deze archiefschat zelf bekijken? Het origineel wordt bewaard in het Nationaal Archief.

Met dank aan Hans Mol en zijn boek 'De Friese volkslegers tussen 1480 en 1560': hierin is ook de Amelander lijst opgenomen.

De Watergeuzen in gevecht op zee tijdens de Opstand tegen Spanje. Voor velen waren de Watergeuzen helden en bevrijders, voor anderen een bende vechtjassen en plunderaars.
Soldaat met een roer. De prent komt uit een serie, gemaakt rond 1600, waarin te zien was hoe de roer bediend moest worden. Hier giet de soldaat het kruit in de roer.
Kuipers maken tonnen in hun werkplaats. Voor de schippers van Ameland waren deze tonnen onmisbaar voor opslag en vervoer. In de lijst van 1558 is 'kuiper' het meest genoemde ambacht op het eiland.
Vrouw met hellebaard. In de 16e eeuw vochten vrouwen geregeld mee: volgens de overlevering is dit Kenau Simonsdoch-ter Hasselaer, die in Haarlem streed tegen de Spanjaarden.


De Amelander

Strandweg 1, 9162 EV Ballum
E.: klaastouwen@deamelander.nl
T. 06 22 48 57 95

Een eerste kennismaking
Advertentietarieven 2024
Uitkomstdata 2024

Disclaimer

Contactformulier