Archieven stoffig en saai? Zeker niet! In archieven worden unieke historische documenten bewaard die spannende, verdrietige of vrolijke verhalen vertellen. Historicus en archivaris Vincent Robijn speurt samen met zijn echtgenote Marieke, ook historicus, naar Amelander archiefschatten aan de wal. In een eerdere editie onderzochten we het noodlottig treffen van een Amelander kapitein met de Griekse piraat Spiro in de Middellandse Zee, eind 18e eeuw. Maar plundering van schepen vond ook dichter bij huis plaats, voor de Amelander kust. Om meer te weten te komen over deze kapers op de kust, duiken we dieper de geschiedenis in. En wie weet vinden we tijdens ons onderzoek nieuwe Amelander archiefschatten...
Dit keer zetten oude nieuwsberichten ons op het spoor. In de oudste krant van Nederland, de Oprechte Haerlemsche Courant, gestart in 1656, zoeken we naar berichtjes over Ameland. De krant begint in die tijd met het buitenlandse nieuws, per land geordend. Als laatste volgen de berichten over ‘de Nederlanden’. Geregeld staan er meldingen in de krant over kapers en piraten. Algerijnse bandieten hebben schepen buit gemaakt in de Middellandse Zee. Een Nederlandse scheepvaarder, veilig binnengekomen in de haven van Bordeaux, heeft tijdens zijn reis een Turkse piraat een schip met een lading zout zien innemen. De bemanning kon gelukkig vluchten en is door een Deens schip aan land gebracht. Het blijft niet bij berichten over verre zeeën: ook bij het Amelander Gat, tussen Ameland en Terschelling, is een inkomend zeilschip door kapers geplunderd. De krant gaat ervan uit dat het om Zeeuwse kapers gaat.
Kapers vertonen zich vaker voor de Amelander kust: in november 1689 meldt de krant dat een Hollandse schipper door een vijandelijke kaper in het Amelander Gat is gedreven. Daar zijn in een storm alle ankers en touwen van het schip verloren gegaan. In de nazomer van 1692 lezen we in de krant over het schip de Koorn Molen van Cornelis Koorn. Op de terugreis vanuit Noorwegen, is het schip in het Amelander Gat door een vijandelijk schip gekaapt. De krant is niet duidelijk over de afloop: de Koorn Molen zou door ‘een onzer Oorlogsschepen’ weer bevrijd zijn, maar zeker weten doet men het niet. En in 1694 is het weer raak: een schip, binnengekomen in het Pinkegat tussen Ameland en Schiermonnikoog, meldt dat bij het Amelander Gat twee kapers zijn gezien die ‘ettelijke’ vissersschepen achterna zaten, ‘soo dat men vreest, dat sij eenige bemachtigt sullen hebben’.
Stel je voor dat je wandelt over het strand van Ameland, geniet van de weidse zee... en in de verte een schip geënterd ziet worden! Wat deden die kapers hier eind 17e eeuw voor de kust? Onze eigen landgenoten nog wel, de Zeeuwen, die hier kwamen huishouden... En wie waren de andere kapers die het Amelander Gat onveilig maakten?
Kapers en piraten
Al zou je het op het eerste gezicht niet zeggen: kaper en piraat waren vroeger verschillende beroepen. Piraterij was gewelddadig en roofzuchtig, zoals het verhaal over de Griekse piraat Spiro heeft laten zien. Een kaper daarentegen was volkomen legaal aan het werk. In tijden van oorlog gaven de autoriteiten opdracht voor de kaapvaart, om de handelsvloot van de vijand zoveel mogelijk schade toe te brengen. De overheid verleende kapers een zogenaamde ‘commissiebrief’: hiermee kregen kapiteins het recht om koopvaardijschepen van de vijand in te nemen. In deze commissiebrief werden de rechten en plichten van kapers precies vastgelegd, om moord en roof binnen de perken te houden. De bemanning van de kaper moest zich netjes gedragen. Wel was ‘kleine plunderage’ van persoonlijke eigendommen toegestaan. Aan de wal werd vervolgens bepaald of de kaap rechtsgeldig was. Zo ja, dan werden het gekaapte schip en de lading bij opbod verkocht.
De eerste kapers
Commissiebrieven verschijnen voor het eerst in Nederland in 1568, het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Willem van Oranje verstrekte ze aan avonturiers die op zee tegen de Spanjaarden vochten en schepen buit maakten: al gauw bekend als de Watergeuzen. De hertog van Alva, in die tijd generaal van het Spaanse leger en landvoogd van de Nederlanden, zag deze kapers uiteraard niet als vrijheidsstrijders maar als boeven en piraten. Op en rond de Waddeneilanden richtten de Watergeuzen grote schade aan - ook bij Ameland. Daar voeren graanschepen uit de Oostzee richting het Spaansgezinde Amsterdam en sloegen de kapers toe. Het ergst werd Vlieland getroffen: daar hadden de Watergeuzen hun basis en werd fel gestreden met de Spanjaarden. In het recent verschenen boek 'De Watergeuzen, een vergeten geschiedenis 1568-1575' brengen Anne Doedens en Jan Houter deze verhalen over de eilanden in beeld.
Buit in oorlogstijd
Uiteraard verschilde men nogal eens van mening of het innemen van een schip een kaping was of ordinaire piraterij. Zeerovers beschouwden zichzelf als kapers, vechtend in oorlogstijd, maar werden door de benadeelde autoriteiten - en uiteraard door de overvallen vissers en koopvaarders - als piraten gezien. Piraten vormden zich in oorlogstijd vaak om tot kapers: dankzij een commissiebrief van de autoriteiten opereerden ze ineens legaal. Een kaper met een commissiebrief viel onder het oorlogsrecht en kon niet zomaar ‘de voeten gespoeld worden’ - oftewel overboord gegooid - als hij in vijandelijke handen viel. Er waren ook nadelen aan de kaapvaart. Piraten konden de buit direct onderling verdelen. Kapers moesten een belangrijk deel afstaan aan de autoriteiten, waardoor vooral de bemanning minder ten deel viel. Voor bemanningsleden was dit nogal eens reden om van een kapers- op een piratenschip over te stappen: dat bedrijf was gevaarlijker, maar voor hen veel lucratiever. Kapers konden sterrenstatus verwerven, zo maakten schippers als Piet Hein uit Delfshaven (1577-1629) en de Zeeuwse zeeman Michiel de Ruyter (1607-1676) in de Gouden Eeuw furore als kaperkapiteins.
Maar wat deden de Zeeuwen eind 17e eeuw voor de Amelander kust, zoals we in de krant lazen? In die tijd was het weer eens oorlog in Europa: aan de ene kant onder meer de Nederlanden en Engeland, aan de andere kant Frankrijk. Inzet van deze Negenjarige Oorlog (1688-1697) was de Franse overmacht in Europa. De Zeeuwen leverden een belangrijk aandeel in de oorlog, vooral als kapers. De kaapvaart was 'big business': bijna 150 schepen van Zeeuwse rederijen werden tijdens de Negenjarige Oorlog ingezet. De kapers werkten meestal niet zelfstandig: achter hen stond een serieus bedrijf met welgestelde aandeelhouders. Voor Zeeuwse ondernemers kon de kaapvaart grote winsten opleveren, vooral als ze hun geld in verschillende schepen belegden. ‘Spreiden van risico’, noemen banken dat tegenwoordig. Behaalde resultaten uit het verleden boden ook toen geen garantie voor de toekomst: beleggen in de kaapvaart bleef riskant, en sommige rijke Zeeuwse families raakten door mislukte kapingen al hun fortuin kwijt.
Amelanders gekaapt?
En zo werd eind 17e eeuw voor de Amelander kust door de Zeeuwen op Franse koopvaarders gejaagd. Omgekeerd werden ook Amelander schepen dichtbij huis of ver weg op zee door vijandige kapers buitgemaakt. Over die verhalen brengt de krant ons niet veel verder: bij berichten over kapingen staat niet vermeld waar de kapitein en zijn bemanning vandaan kwamen. En toch moeten ze er zijn: Amelanders die op zee door kapers overvallen werden. Hoe verliepen die kapingen, bruut en gewelddadig zoals bij de piraterij? Of hielden kaperkapiteins zich, in tegenstelling tot piraten, keurig aan regels? Op zoek naar Amelander verhalen belanden we in Engeland, één van de Europese kapernaties bij uitstek. In de Negenjarige Oorlog streed Engeland weliswaar samen met de Nederlanden tegen Frankrijk, maar vaak genoeg waren beide landen met elkaar in conflict. In de tweede helft van de 17e eeuw zijn maar liefst drie Engels-Nederlandse oorlogen uitgevochten over de macht op zee. En zoals we inmiddels weten, werd zo'n oorlog maar al te graag aangegrepen voor de lucratieve kaapvaart...
Een berg papier
Tijdens onze zoektocht blijkt al gauw dat de kaapvaart tot een enorme hoeveelheid papierwerk heeft geleid. Kennelijk hadden kapers en hun autoriteiten veel administratief werk te doen: in dat opzicht was het inderdaad een ander bedrijf dan de piraterij. We verwachten in ieder geval niet dat piraten ook zo'n keurig archief bijhielden... In de National Archives in Londen zijn duizenden documenten over kapingen te vinden, al vanaf de 16e eeuw. Een indrukwekkende - en duizelingwekkende - hoeveelheid papier in allerlei maten en soorten: ‘accounts of damages, accounts of sales, Acts, agreements, allegations, answers, appeals with protocols, appraisements, arbitrations, attestations, bills of charges, bills of lading, certificates, citations, claims, commissions, congés, day books, depositions, examinations, inhibitions, interrogatories, inventories, journals of proceedings, letters from envoys, letters of attorney, letters of marque, libels, log books, monitions, passports, petitions, proceedings of Vice-Admiralty courts abroad, process, reclamations, registrars’ reports, relaxations, releases, reports, sentences, ships’ papers, substitutions, translations, vouchers, warrants, writs of prohibition and other documents.’ Begin er maar eens aan... Het archief kent gelukkig ook een einde. Vanaf 1856 was het hier afgelopen met het kapen van schepen: de Europese grootmachten zwoeren de kaapvaart af, bij de Verklaring van Parijs.
Op reis!
Ook in deze Britse papierberg hebben we verwijzingen naar Ameland kunnen vinden. Dankzij de digitale mogelijkheden van deze tijd, hebben we vanuit huis kunnen spoorzoeken in dit gigantische archief. Het inzien van de documenten is nog niet zo eenvoudig: slechts een fractie van alle documenten in de National Archives is online te bekijken. Dus rest ons niets anders dan de eeuwenoude methode, zo oud als de eerste bewoning op Ameland: op reis gaan... We gaan naar Londen! In de zomer vertellen we op deze plek, of we overzees nieuwe Amelander archiefschatten hebben gevonden...