Archieven stoffig en saai? Zeker niet! In archieven worden unieke historische documenten bewaard die spannende, vrolijke of verdrietige verhalen vertellen. Historicus en archivaris Vincent Robijn speurt samen met zijn echtgenote Marieke, ook historicus, naar Amelander archiefschatten aan de wal. Soms krijg je een archiefstuk in handen waar je koud van wordt. Je vraagt je af, of je het wel had willen zien, of het wel voor jouw ogen bestemd is. Maar ook dit is een verhaal over mensen en hun hartstochten, waargebeurd op Ameland...
In 1931 bracht een domineesechtpaar de zomervakantie door op Ameland. De jaren daarvoor had de dominee op Ameland gewoond en gewerkt voor de Nederlands Hervormde Kerk in Nes. Inmiddels woonden ze in een klein dorp in Zeeland, vlakbij de Belgische grens, waar de dominee in 1930 beroepen was. De eerste zomer na hun verhuizing reisden ze terug naar Ameland om hun vrije tijd op het eiland door te brengen. De dominee was enthousiast over de Amelanders: ‘Het is een beschaafd, zelfs geestig slag volk’. In Nes hadden ze altijd prettig gewoond, ‘de onderlinge omgeving is allergezelligst’.
De dominee was opgegroeid in een boerengezin in Binnenwijzend, Noord-Holland. Zijn vader was eerst veehouder en later fruitteler. Binnenwijzend was een langgerekt lintdorp: aan de westkant van de weg stonden de huizen van de Hervormden, waaronder het ouderlijk huis van de dominee, aan de oostzijde woonden alle Katholieken. Met de koeien had de kleine jongen niets gehad, wel vertoefde hij graag in de boomgaard tussen de perenbomen. Hij was sportief, maakte lange fietstochten over het platteland en schaatste veel. Boer wilde hij later niet worden, wel predikant zoals zijn grootvader.
Jitske, de vrouw van de dominee, was opgegroeid in Friesland. Ze hadden elkaar leren kennen in Drachten, waar zij als dienstmeisje werkte. De dominee woonde toen al op Ameland en zocht een huishoudster. Vanwege de ‘lastige verbinding’ was die niet makkelijk te vinden. Na een paar ontmoetingen was de zaak beklonken: ze ging met hem mee naar Nes. Al snel ontstond een innige verhouding. Samen maakten ze reisjes door Nederland en naar de Ardennen. In de zomer van 1929 verloofden ze zich en in 1930, op de eerste dag van de lente, trouwden ze.
Vakantie op Ameland
Kort daarna verhuisden ze van Ameland naar Zeeland, naar Sint Anna ter Muiden. Al snel vonden ze hun draai in het dorp. De dominee werkte in zijn vrije tijd graag in de tuin, Jitske deed het huishouden. Begin juli reisden ze voor een vakantie terug naar Ameland en gingen in Nes in pension. De eerste dagen was het nogal koud voor de tijd van het jaar, zo'n 18 graden, en legde het echtpaar veel visites af. Zaterdag 11 juli was de eerste stralend zonnige dag van de vakantie. Jitske en de dominee stonden vroeg op en fietsten vanaf het pension naar het Oerd.
Hoe kennen we al deze details over de dominee en zijn vrouw? Zijn er persoonlijke brieven bewaard gebleven van het echtpaar, of hield een van hen een dagboek bij? De werkelijkheid is hard: we weten dit vanwege een gerechtelijk onderzoek. In het archief van advocaat Mindert Evert Hepkema uit Leeuwarden, bewaard in Tresoar, vinden we een dossier over een verdrinkingsgeval op Ameland. De vrouw van de dominee is op 11 juli 1931 bij het Oerd de zee ingegaan en verdronken. De ogenschijnlijk vrolijke vakantie van het domineesechtpaar sloeg om in een tragedie. Wat is er op het strand gebeurd? Was het een ongeluk of ...? Om dat te weten te komen, duiken we dieper de archieven in.
Een eigenzinnig man
De dominee stond op Ameland bekend als een eigenzinnig - of eigenaardig - man, betrouwbaar en eerlijk. In 1925 was hij in Nes beroepen. Men wilde graag dat hij ook Zondagsschool zou geven, maar hij was principieel tegen. ‘Wat je leert, moet je begrijpen’, was het motto dat hij zelf op de lagere school had geleerd. Naar zijn idee waren kleine kinderen nog niet toe aan onderwijs over God en de Bijbel. In Nes had een vader hem toevertrouwd dat zijn zoontje een keer had gevraagd: ‘Vader, waar staat nu het huis van God?’ Dat sterkte de dominee in zijn overtuiging. In Nes vond men het jammer, maar accepteerde zijn bezwaren.
Toen hij naar Ameland kwam, had de dominee net een moeilijke periode achter de rug. In 1921 was hij getrouwd op aandringen van zijn vader. Maar het huwelijk werd geen succes: drie jaar later scheidden ze alweer. De dominee werkte toen in Wervershoof, in de buurt van zijn ouders. In 1924, tegelijk met zijn echtscheiding, raakte hij in conflict met de kerk. De dominee had geconstateerd dat sprake was van wanbeheer: kerkelijke goederen werden gebruikt ‘voor eigen profijt’. Hij kaartte het aan bij de kerkenraad en bij het classicaal bestuur van de Nederlands Hervormde Kerk, maar kreeg geen enkele steun. Slapeloze nachten waren het gevolg en de dominee raakte van slag. Op een zondag moest hij invallen in een dorp in de buurt: zijn preek was uiterst vreemd. Later in Wervershoof preekte hij weer als vanouds. De rust leek weergekeerd.
Niet lang daarna kon de dominee naar Ameland vertrekken en het conflict in Wervershoof achter zich laten. Toen hij vervolgens verliefd werd op Jitske, leek het geluk binnen handbereik. De schoonfamilie sprak liefdevol over het kersverse paar: het huwelijk was goed, van ‘twist of tweedracht’ was nooit sprake. Zelf vond de dominee dat zijn vrouw wel wat buien had en ‘koppig, driftig en redeloos’ kon zijn. Nu stond de dominee zelf ook bekend als eigenwijs en soms wat eigenaardig. Kort na hun bruiloft in het voorjaar van 1930 verhuisden ze naar Zeeland. Daar kregen ze het moeilijk, toen er geen zwangerschap kwam: vooral zijn vrouw had daar zo op gehoopt. Jitske was al naar de dokter in Middelburg gegaan, maar dat had niet geholpen. Een vakantie op Ameland zou rust brengen: terug naar het eiland waar ze met zoveel plezier hadden gewoond.
Samen naar zee
Wat er die noodlottige zaterdag 11 juli 1931 op het strand van Ameland precies is gebeurd, daarover bestaan verschillende verhalen. Allemaal verhalen van de dominee zelf. Alleen hij kon het navertellen: zijn vrouw had het bezoek aan het strand niet overleefd. Er was geen enkele getuige. Het echtpaar was om 9 uur 's ochtends op de fiets vertrokken richting het oosten, naar het Oerd. Door het koude weer de voorgaande dagen was het van zwemmen nog niet gekomen. Deze stralende dag nodigde uit om naar zee te gaan. In Zeeland gingen ze altijd graag naar rustige stranden, weg van de drukte van de badplaatsen. Volgens de dominee wilde zijn vrouw zich ‘beslist niet’ in het bijzijn van vreemden uitkleden. Bij strandpaal 18 legden ze hun zwemspullen neer.
Een paar uur later zit de dominee bij de politie en vertelt wat er is gebeurd. Samen met zijn vrouw was hij rond half elf de zee ingelopen. Toen het water tot zijn middel kwam was hij gaan zwemmen, evenwijdig aan het strand. Achter zich hoorde hij plotseling een gil: hij keek om en zag Jitske in de golven worstelen. Hij spoedde zich naar haar toe en greep haar vast. Hij kon daar net staan, met iedere golfslag voelde hij geen grond meer onder zijn voeten. Hij kreeg haar op zijn schouder en bracht haar aan het strand. In de verte liepen mensen: ‘Help, help’ riep de dominee en stak zijn hand omhoog. Een van hen merkte het op, rende naar hem toe en is weggefietst om hulp te halen. Zijn vrouw gaf toen al geen teken van leven meer.
Twee dagen later, op maandag, is de dominee bij zijn schoonfamilie in Rottevalle, Friesland. De marechaussee komt aan huis en de dominee wordt opnieuw gevraagd zijn verhaal te doen. Het klinkt anders dan de vorige keer. Zo was de dominee al een eind weg gezwommen, zag hij Jitske na haar noodkreet helemaal niet meer en vond hij haar uiteindelijk ver in zee. Zijn beschrijving hoe hij haar aantrof, is beeldender dan op zaterdag: zijn vrouw lag voorover in zee en deinde op iedere golfslag, maar bewoog zelf niet meer. In deze versie van het verhaal had hij veel meer moeite om haar vast te grijpen en was hij zelf nagenoeg omgekomen bij zijn poging haar aan land te krijgen: hij kreeg veel water binnen en ‘kon bijna het water niet verlaten zoo uitgeput was ik’. Dit keer kwamen twee mensen op de fiets voorbij: een van hen liep met kleren aan de zee in en hielp de dominee zijn verdronken vrouw aan het strand te brengen. Verdacht lijkt de dominee nog niet. In het verslag is één zin woord voor woord onderstreept: ‘Wij verklaren dat Ds. nogal onder den indruk scheen van zijn verlies’.
De begrafenis –
en bekentenis
De dag daarna, op dinsdag, is de begrafenis van Jitske vanuit het huis van haar moeder in Rottevalle. Wat daar gebeurd is, getuigt van de grootmoedigheid van haar familie. De dominee breekt nog voor de begrafenis en vertelt haar broer dat hij zijn vrouw zelf heeft verdronken. Een verschrikkelijk bericht, maar de broer behoudt zijn waardigheid en wil eerst zijn zus begraven. Een grote menigte Friezen is samen gekomen om de begrafenis bij te wonen: de broer houdt het niet voor onmogelijk dat de dominee wordt dood geslagen als dit naar buiten komt. 's Avonds als iedereen weg is, bekent de dominee ook aan zijn schoonmoeder wat hij heeft gedaan. De marechaussee komt en voert de dominee af naar de kazerne in Buitenpost.
Rond middernacht wordt daar een heel ander verhaal vastgelegd. ‘Ik wil het openbaren’, zegt de dominee. ‘Ik kan het zelf niet begrijpen, wat het is geweest. Een soort krankzinnige opwelling.’ En hij vertelt hoe hij met zijn vrouw die zaterdagochtend de zee is ingegaan. Hij had haar niet gedwongen, ‘het was voor haar plezier’. Dat hij niet weg is gezwommen, zoals hij eerder verteld had. Dat hij haar onder water duwde en haar heeft verdronken. En dan komt eruit, waarom: ‘Er was iets, waarover ik piekerde. En ik heb het al eerder gehad: wanneer ik over iets pieker, dan word ik krankzinnig’.
De dominee vertelt dat Jitske graag moeder wilde worden en de laatste tijd ongeduldig werd. ‘Zij dreigde soms om naar een andere man te gaan.’ Na hun vakantie op Ameland zouden ze samen naar haar moeder in Rottevalle gaan, die 15 juli jarig was. De dominee zou daarna doorreizen naar Zeeland en zijn vrouw zou nog een paar dagen bij haar moeder blijven. De dominee was bevangen door de gedachte dat Jitske hem daar ontrouw zou zijn en thuis zou komen, zwanger van een ander. Of dat ze bij haar moeder zou blijven en helemaal niet meer terug naar Zeeland, naar hem zou gaan. Toen ze zo samen in zee stonden, in de verre omtrek niemand in zicht, duwde hij haar onder water ‘opdat ze zich niet aan een andere man zou geven’. Hij had onmiddellijk berouw, vertelt hij de politie. Hij hield van zijn vrouw, ze hadden het goed met elkaar. ‘De familie wist niet dat er iets was in ons huwelijk dat soms een donkere schaduw wierp.’ Op de dag van de begrafenis was het hem te machtig geworden: het verdriet van zijn familie, zijn eigen verdriet om zijn vrouw. ‘Mijn berouw is vreeselijk.’ Voor waarheid getekend, de dominee.
Voorbedachte rade
Op maandag 20 juli wordt de dominee opnieuw verhoord door de marechaussee, negen dagen na de fatale zomerdag op het Amelander strand. En weer is het verhaal anders. Geen krankzinnige opwelling, maar koele voorbedachte rade. Jitske had al vaak gedreigd naar een andere man te gaan, omdat zij zo ‘bitter graag’ een kind wilde. Al gauw na hun bruiloft was het de dominee duidelijk geworden dat er ‘grote verschilpunten’ tussen hen waren. In de maanden voor hun vakantie op Ameland, was de gedachte steeds sterker geworden dat zijn vrouw beter kon sterven ‘dan dat zij een overspelige vrouw zou worden’. De dominee had al verschillende manieren overwogen om haar te doden, ‘waarbij de dader veilig bleef’. Toen ze naar Ameland gingen, ontstond bij de dominee het idee Jitske op een afgelegen plek in zee te verdrinken. Het plan om naar het Oerd te gaan, was van hen beiden, hij had daar niet op aangedrongen. Maar eenmaal daar, op die afgelegen plek, samen in zee... De dominee vertelt dat hij ‘iets als een luchtflikkering’ zag en dacht: ‘nu moet het wezen’.
In hetzelfde verhoor komt naar voren, dat de dominee toen hij student theologie was in een inrichting heeft gezeten. Hij verbleef daar drie maanden, na een periode van ‘vreemde handelingen’, waarin hij ‘stuurloos’ was en leefde ‘als in een droomtoestand’, veroorzaakt door ‘voortduren tobben over een mislukte liefde’. Vier dagen later trekt de dominee zijn verhaal weer in: het was zeker niet met voorbedachte rade, dat hij zijn vrouw gedood heeft. Hij verkeerde in een ‘abnormale geestestoestand’ zoals tijdens zijn studententijd was voorgevallen en later nog een aantal keer, zoals in Wervershoof, toen hij in conflict kwam met het kerkbestuur.
Een hemels bevel
En aan dit verhaal houdt de dominee vast. In de volgende verhoren herhaalt hij: het was geen voorbedachte rade. Hij had nooit eerder de gedachte gehad Jitske te doden. Maar daar op het strand bij het Oerd, toen hij samen met haar de zee in liep, zag hij plotseling een ‘lichtstraal’ en begreep ‘dat dit een teken des hemels was mijn vrouw te doden’. De dominee beseft dat hij op 20 juli een heel ander verhaal verteld heeft, maar toen was hij nog ‘niet bij zinnen’. Zijn periode van krankzinnigheid heeft volgens hem geduurd van 11 juli tot 21 juli: al die tijd was hij ervan overtuigd dat hij ‘op Goddelijk bevel’ gehandeld had. De fietsers, die op het Amelander strand te hulp waren geschoten om zijn verdronken vrouw aan land te krijgen, had hij over ‘de Goddelijke ingeving’ maar niet verteld aangezien zij ‘zulks niet zouden begrijpen’. Daarom had hij verzonnen dat Jitske per ongeluk was verdronken.
Vanuit de gevangenis schrijft de dominee een radeloze brief aan een vriend in Purmerend. ‘Van 11 tot 21 juli ben ik bezocht geweest door een tijdperk van geestelijke onmacht en zoals je weet zijn de gevolgen dezen keer zoo allerdroevigst.’ Hij beschrijft zijn wanhoop en verdriet, hoe hij nu leeft op de puinhopen van zijn vroegere geluk. ‘Begrijp jij het, waarom iemands leven zóó moeilijk kan zijn?’ Laatst werd de dominee hevig trillend wakker uit een droom: hij kwam thuis in de pastorie, stak zijn armen uit om zijn vrouw te omhelzen, ‘maar mijn armen bleven leeg!’. Hij roept zijn vriend op om langs te komen: ‘Kerel, kom, als je mijn vriend van nù bent, toch eens bij me.’ Ook zijn advocaat Hepkema vraagt hij vaak te komen. ‘Ik ben den heelen dag thuis’, schrijft de dominee vanuit de gevangenis. Tevergeefs, hij krijgt weinig bezoek.
Vele verhoren volgen. De dominee blijft erbij dat hij ‘de voorbedachte rade gefantaseerd heeft’. In een laatste verhoor in oktober zegt de dominee dat hij op 20 juli indruk wilde maken op de agenten. ‘Op dien datum heb ik u tijdens het verhoor met het hoofd zien schudden, net alsof u dacht: 'zal ik er maar mee ophouden, de man lijkt mij niet recht snik'.’ Dat vond de dominee zijn eer te na, dus had hij verzonnen dat hij de moord op zijn vrouw koelbloedig gepland en uitgevoerd had. De dag erna, op 21 juli, kreeg hij naar eigen zeggen verschrikkelijke huilbuien en ontwaakte hij uit zijn waanideeën. ‘Ik acht mijzelf niet aansprakelijk voor de dood van mijn vrouw, want niet ik heb het gedaan, maar mijn stuurlooze lichaam.’
Eenzaam einde
De dominee schrijft na het laatste verhoor aan zijn advocaat Hepkema, dat het zo slecht met hem gaat. Hij heeft groot verdriet over de dood van zijn vrouw en wordt gekweld door hoofdpijn, zenuwachtigheid en slecht slapen. Hij heeft al vaak vergeefs uitgekeken naar de komst van Hepkema en voelt zich teleurgesteld. Hij vraagt hem dringend om te komen: ‘Ik ben een mensch zoals u’. Latere brieven aan zijn advocaat worden warriger, met veel doorhalingen en onderstrepingen. Een collega-advocaat stuurt een briefje naar de dominee, dat Hepkema helaas weer niet kan komen. Hepkema noteert dat hij de dominee weinig spreekt, ‘omdat die bezoeken niet tot de prettigste behoren en hij steeds op het oude welbekende thema terugkomt’. Als een misdadiger heeft Hepkema de dominee nooit beschouwd, wel als een ‘ongelukkig en beklagenswaardig mensch, met wie men het diepste medelijden moet hebben’.
Wat heeft de dominee bezield, die noodlottige zaterdag op het Amelander strand? Was hij gek of geraffineerd? Was de verdrinking van zijn vrouw een crime passionel uit alles verzengende jaloezie? Een kille moord met voorbedachte rade, of de tragische afloop van een psychotische episode? Aangezien we niemand 'in de kop' kunnen kijken, zullen we het nooit weten. De rechtbank oordeelde de dominee schuldig, maar niet toerekeningsvatbaar. Hij werd vastgezet in een kliniek en stierf zeven jaar later. Een eenzaam einde.
Als we de volgende keer over het strand naar het Oerd lopen, zullen we aan Jitske denken. Omgekomen in de golven, begraven in haar geboortegrond: we hopen dat ze zacht kan rusten.
Met dank aan Tresoar in Leeuwarden en aan journalist Koos Molenaar, www.amelanderhistorie.nl.