Toen hij die morgen wakker werd, wist hij het direct. Het was woensdag en niet zomaar een woensdag. Nee, het was de laatste woensdag van de maand. Het was ondertussen een vaste gewoonte geworden. Nadat hij met pensioen was gegaan was het allemaal wel wat moeilijker geworden. Natuurlijk had hij zijn uitkering en zijn pensioen. Maar dan nog hadden ze flink minder te besteden dan toen hij nog werkte. Zijn vrouw had ook gewerkt. Maar omdat het schoonmaakwerk was, dan eens hier en dan eens daar, had zij geen pensioen opgebouwd. Nee, breed hadden ze het beslist niet.
Maar wanneer je zo goedkoop mogelijk probeerde te leven dan konden ze net zo’n beetje rondkomen. Maar er bleef weinig over. Met vakantie waren ze al jaren niet meer geweest. De vaste lasten waren hoog en dan nog je kleding en schoenen. Alles wat niet beslist nodig was aan abonnementen hadden ze ook al opgezegd.
Maar vandaag was het dan echt weer zover, de laatste woensdag van de maand. Glimlachend werd hij wakker. Met enige moeite stapte hij het bed uit. Ja, hij was flink gegroeid de laatste jaren. Weinig beweging en het eten smaakte hem altijd goed. Dat was hem aan te zien.
‘Vanavond, Bertha’, zei hij feitelijk meer tegen zichzelf dan tegen zijn vrouw die nog niet helemaal wakker was. ‘Wat is er vanavond?’, mompelde Bertha. ‘Nou, het is de laatste woensdag. Vanavond is het weer zover.’
Och ja, dacht Bertha, het is weer zover. Vanavond is het zijn feestje. De hele maand verheugt hij zich er al op. Ze had er altijd wat moeite mee, die laatste woensdagavond van de maand. Het was nu ook niet zo dat ze er tegen op zag, maar toch! Als Heinrich zich nu wat meer kon beheersen, dan zou het een stuk leuker zijn. Maar het leek wel alsof alle remmen los gingen op die laatste woensdagavond van de maand. Ze was altijd maar weer blij dat die avond voorbij was.
Heinrich was ermee begonnen. Wanneer ze thuiskwam van het boodschappen doen zat hij altijd in de kamer. Zijn eerste vraag was altijd of ze ook munten van twee euro had. Dat was niet altijd het geval. Het huishoudbudget was immers al krap en wanneer Heinrich ook nog alle munten van twee euro in een potje deed bleef er weinig voor haar zelf over. Wat Heinrich niet wist was dat zij probeerde te voorkomen dat ze teveel van die munten kreeg. Dan zou zijn potje te snel gevuld zijn en zou er mogelijk nog een tweede dag in de maand bijkomen. Dat moest ze te allen tijde voorkomen. Niet alleen vond ze één keer in de maand al genoeg maar ook kon ze het geld niet missen.
En zo zaten ze die avond in het restaurant aan het tafeltje naast ons. Heinrich zijn bord was zeer royaal gevuld met ‘bratkartoffeln’en een grote schnitzel. Daarbij een enorme pul donker bier. Hij at en dronk gulzig en zijn hele gezicht straalde van plezier.
Zij zat klein en rustig tegenover hem. Een kleinigheid op het bord met een glaasje wijn. Heinrich was een snelle eter want nog voor haar bordje leeg was bestelde hij opnieuw. Behalve een nieuwe pul bier kwam er ook nog een grote salade die hij zo snel als kon naar binnen werkte. Met volle mond vroeg hij of zij nog iets wenste. Nee, zij wenste niets meer. Blijkbaar had zij genoeg aan het plezier dat hij ondervond van de beide volle borden die hij naar binnen had gewerkt. Maar ik kon haar gezicht niet zien en het kan ook zijn dat ze vond dat het lang genoeg had geduurd. Dat Heinrich zich nu voldoende had volgevreten en dat ze nu wel weer zo snel mogelijk naar huis wilde.
Inmiddels was ook ons eten op tafel gekomen. Het meisje verontschuldigde zich voor de hoeveelheid patat die op mijn bord lag. Het was wel wat erg veel, zei ze. Ik kon de berg dan ook beslist niet wegwerken. Wij kregen overigens allebei onze borden niet leeg en zo verdwenen ze half gevuld naar de keuken.
Heinrich zag het met weemoed aan. Begerig maar ook verdrietig keek hij naar de nog halfgevulde borden die het meisje wegbracht. Hij had er moeite mee, dit was verspilling, dat was duidelijk.
Op tafel werden nu de euromunten uitgeteld. Het verschuldigde bedrag kon gemakkelijk worden voldaan. Hij kwam vol en moeizaam overeind, keek ons nog eens meewarig aan en verliet het restaurant. Zij achter hem, klein en nietig vergeleken bij de omvang van haar echtgenoot.
‘Heb je die mensen gesproken?’, vraagt buurvrouw. ‘Welnee’, zeg ik. ‘Hoe weet je dat dan allemaal?’, is haar volgende vraag. ‘Ja, nou ja, helemaal zeker weet ik het natuurlijk niet. Maar het had zo kunnen zijn’, antwoord ik. ‘Dus gewoon zelf bedacht’, is haar reactie. Ik zie aan haar gezicht dat ze het verhaal meteen een stuk minder leuk vindt. ‘Nou ja’, zeg ik, ‘zo onder het eten kijk je wat om je heen. Mensen zijn mensen en over mensen kun je verhalen vertellen, of niet soms?’
Jan J. de Vries