De Burgemeester Walda School, afgekort BWS, bestaat 75 jaar. Dat wordt 21 april volgend jaar gevierd met een feestdag. ‘Ter gelegenheid van dit jubileum wandelen we in afleveringen door de geschiedenis van de school. Dat doen we onder andere aan de hand van de leerlingen van toen.’ In deze eerste aflevering praten we met vijf leerlingen van het eerste uur: Janna Ridder-Brouwer (23-12-1932), Richard Veltman (5-6-1932), Antoon Oud (12-6-1934), Annie Schuurman-Olivier (21-8-1938) en Margot Kuperus-Scheltema (21-2-1939). Het gesprek staat onder leiding van Ignatia Metz, zelf oud-leerling van de BWS en sinds 1981 als docent verbonden aan de school. Zij ontvangt de oudgedienden in het oudste gedeelte van de BWS, het deel dat bij de nieuwbouw is blijven staan. Voor sommigen is het de eerste keer dat zij hier binnen komen. Hoe kan dat? Wel, de BWS is in 1947 begonnen in een barak, die vier jaar later plaats maakte voor een stenen gebouw, net nadat de eerste lichting het diploma op zak had.
Tot kort na de Tweede Wereldoorlog werd op Ameland alleen les gegeven aan de lagere scholen. Die zijn te vergelijken met de basisscholen van nu, alleen begon je op je zesde in klas één. Omdat er geen vervolgonderwijs was mocht je daarna nog een paar klassen doorgaan. Voor meer onderwijs moest je naar de wal.
Pogingen tot meer onderwijs op Ameland waren voor de oorlog op niets uitgelopen. Na de oorlog pakte de nieuwe burgemeester, Roel Walda, deze kwestie meteen weer op en zo werd hij de aanjager van het Uitgebreid Lager Onderwijs, de ULO, dat later overging in het Meer Uitgebreid Lager Onderwijs (MULO). In oktober 1945 werden de eerste bijeenkomsten en inspraakavonden georganiseerd en minder dan twee jaar later was de school een feit. Als dank voor zijn inzet werd de school naar de burgemeester vernoemd.
Janna, Richard en Antoon behoorden tot de eerste leerlingen. Het leeftijdsverschil wordt verklaard door jaren die sommigen extra jaren op de lagere school hebben doorgebracht. Annie en Margot kwamen in 1951 op de ULO. De leerlingen waren maar wat blij dat ze nog vier jaar op Ameland naar school konden. Anders hadden ze naar de wal gemoeten om verder te leren of ze waren aan het werk gegaan.
De eerste school was een barak die de Duitsers in de oorlog bij de vuurtoren hadden gebouwd. Deze houten barak werd voor ƒ2.000 aangekocht. Er waren twee lokalen waarin de leerlingen les kregen van de heren Schoonaard en Eggens. Oude foto’s van de heropening in 1948 zaaien verwarring, want daarop zijn stenen muren waarneembaar. Janna heeft er een verklaring voor: ‘Dat moet zijn nadat het dak is weggewaaid. In storm en regen hebben we de boeken eerst naar de praktijk van dokter Ente (naast de school) gebracht, daarna kregen we les in hotel De Jong.’
Ook over de plek waar de barak precies heeft gestaan heerst onduidelijkheid. Was dat op de plek van de huidige school, maar waar bleef het onderkomen dan toen de nieuwe school werd gebouwd? De school was gebouwd in de duintjes. Tijdens de les zaten de kinderen van het hele eiland bij elkaar in de klas, maar in de pauzes waren ze gescheiden, weet Janna nog: ‘Wij zaten op de duintjes rechts, Nes en Buren links.’
Op de BWS kwamen voor het eerst de leerlingen van het hele eiland bijeen. Buren had destijds zijn eigen openbare lagere school (in wat nu hotel De Klok is), waar Richard en Antoon les kregen van meester Tom Oud en juffrouw Pietje de Jong. Margot en Annie gingen naar de openbare lagere school in Nes. Dit gebouw deed later dienst als gymzaal en natuurmuseum en nu is Sake Store er gevestigd. Janna bezocht in Hollum De Schakel aan de Schoolstraat.
Voor haar en de andere Hollumer en Ballumer schoolgaande jeugd stond elke dag een bus klaar om hen naar Nes te vervoeren. Ze herinnert zich nog goed de periode dat de Verbindingsweg werd verbreed. Het verkeer werd over rijplaten omgeleid, maar die verschoven na een beste regenbui, met als gevolg dat de bus vast kwam te zitten en de inzittenden naar buiten moesten om te duwen én te laat op school kwamen. De Nessemers en Buremers kwamen lopend of op de fiets, en de rijwielen waren vlak na de oorlog nog niet van de kwaliteit die we vandaag de dag kennen!
Margot en Annie kwamen enkele jaren later op de BWS. Er waren intussen klassen bijgekomen, maar geen lokalen. Dat betekende dat ze de eerste jaren voornamelijk les kregen in de oude (lagere) school. Voor Annie was het niet de eerste keer dat ze het nieuwe gebouw betrad, want ze was erbij toen de school in 1951 door burgemeester Walda en Commissaris der Koningin Linthorst Loman werd geopend. Ze was er bij toen in de hal de schoolbel werd geluid en de burgemeester vol trots tegen de CdK zei: ‘Als wij op zo’n school waren geweest, wat waren wij dan geworden’. De bel is aangeboden door de gemeente en kwam uit Amsterdam. Dat zat zo: de zoon van de eigenaar van de fabriek waar de bel is gemaakt zat in de oorlog ondergedoken bij de familie Walda.
Ook weet ze nog dat de school werd gebouwd door de firma Zwarts uit Groningen. De fundering was gelegd, het ging vriezen maar de kraan was niet afgesloten. Vanwege de ijsgang voer de boot niet. Wat nu? Op aanwijzing van dominee Van Dijk, die naast voorganger in de kerk ook een kenner van het wad was, hebben personeelsleden lopend Ameland bereikt om te kraan af te sluiten.
Voor Annie en Margot was het een merkwaardige schoolovergang, want de jaargang van het lager onderwijs begon in april. Een paar maanden later zaten ze op de BWS. Daar kregen ze vakken als Nederlands, Engels, Duits, Frans, geschiedenis, aardrijkskunde, natuurkunde, meetkunde en algebra. Van wiskunde had men in die tijd nog niet gehoord. Voor godsdienst kwamen de dominee en de pastoor langs. Juffrouw Ieke Metz verzorgde de handwerklessen. Na vier studiejaren volgde het examen. Het schriftelijke gedeelte werd afgenomen in hotel Hofker, voor de mondelinge toets moesten de Amelanders naar Leeuwarden.
Schoolreisjes stonden toen nog niet op het programma. Toch heeft Richard een keer meegedaan aan een fietstocht onder leiding van de heer en mevrouw Schoonaard met Luik als bestemming. Onderweg logeerden ze in jeugdherbergen. Het was een hele onderneming, want fietspaden waren er nog niet. De tocht was na het examen, midden in tijd van het hooien en rogge maaien. Om die reden kon boerenzoon Antoon niet mee. Zijn eerste bezoekjes aan de vastewal na de oorlog waren bij de tandarts: ‘Wij kregen altijd een eetlepel levertraan met een schep suiker, nou dan weet je het wel.’ Annie ging wel op schoolreis, naar Lelystad waar toen enkel een haventje was. ‘We voeren met de boot over het IJsselmeer.’
Buiten de lessen was er weinig vertier op de BWS. Met Sinterklaas maakten de leerlingen cadeautjes voor elkaar en bij hotel Hofker hebben ze tafelmanieren geleerd. Nee, de jeugd moest zich buiten schooltijd zien te vermaken. De katholieken deden dat in het Patronaat, wat tegenwoordig De Toel is. Andere gezindten waren daar niet welkom. De katholieken op hun beurt mochten niet naar de dansavonden in strandhotel Scheltema, wat niet wil zeggen dat zij daar nooit zijn geweest!
Hoe is het het vijftal vergaan na de BWS? Antoon had gesolliciteerd naar een kantoorbaan bij Bruynzeel in Amsterdam. Daar aangekomen kreeg hij een overall aangereikt en moest hij in de fabriek gaan werken. Na driekwart jaar keerde hij terug op Ameland. Hij heeft eerst op de boerderij gewerkt en begon later een winkel in Buren.
Richard trok ook naar Amsterdam. Hij werd vertegenwoordiger bij Bols en in die functie kwamen zijn bij Hofker geleerde tafelmanieren goed van pas. Richard bestempelt zichzelf als een van de eerste economische asielzoekers, waarmee hij aangeeft dat het werk hem van zijn geliefde eiland deed scheiden: ‘Niemand verlaat zomaar zijn vaderland.’
Margot wilde graag handwerklerares worden. Ze kwam slechts een keer in de twee weken op Ameland en na anderhalf jaar gaf ze de studie op en ging ze thuis in de zaak werken. Janna had graag in de verpleging willen werken, maar zij heeft tot haar 28ste haar ouders verzorgd. Later werkte ze voor de VVV, net als Annie, die kantoor hield in het kioskje dat in het centrum van Nes aan de Reeweg stond.
En dan zouden wij bijna nog vergeten dat op de BWS ook muziekles werd gegeven. Onder begeleiding van meester Hoogeveen op viool werden de mooiste liederen gezongen in het Nederlands, Duits, Engels en Frans. De teksten werden opgeschreven in schriften en boekjes, die door sommigen al die tijd zijn bewaard en nu weer op tafel kwamen. De tand des tijds mag dan hier en daar aan het geheugen van de oudste BWS’ers hebben geknaagd, de liederen kennen ze nog uit hun hoofd, zodat deze bijeenkomst zingend werd afgesloten met een vrolijke noot.